De ‘spaarparadox’ noemt De Nederlandsche Bank (DNB) het verschijnsel:
Nederlanders vullen hun spaarpotten, zonder te sparen.
We geven meer uit dan we binnen krijgen, maar toch nemen onze banktegoeden elk
jaar toe.
In een recente aflevering van DNBulletin
ontrafelen de economen van de centrale bank de paradox.
Eerst de cijfers: tussen 1990 en 2012 groeiden de spaartegoeden van
Nederlanders ieder jaar. Begin jaren negentig kwam er jaarlijks een bedrag
ter waarde van pakweg drie procent van het beschikbaar inkomen bij. In
latere jaren steeg dat percentage naar ongeveer zes procent.
Maar in dezelfde periode stopte Nederland met sparen. De vrije besparingen
(dus exclusief verplichte pensioenpremies), bedroegen in 1990 nog meer dan
negen procent van het beschikbaar inkomen. In de jaren erna daalde dit
percentage gestaag.
Besparingen negatief
In 2000 waren de vrije besparingen voor het eerst negatief: Nederland
ontspaarde: er werd meer geleend dan gespaard.
Op een enkel jaar na, zou dat de situatie blijven in de nieuwe eeuw. Vrijwel
ieder jaar was de spaarquote negatief en werd er per saldo door Nederlanders
geleend. Dit plaatje van DNB vertelt het verhaal:
Lenen en sparen tegelijk, dat kan alleen als er naast het inkomen een andere
geldbron wordt aangeboord. Die bron was het eigen huis. Of beter: de
overwaarde op het eigen huis.
Zo verklaart DNB de spaarparadox: Nederlanders verzilverden massaal de
overwaarde die ontstond door de stijging van de huizenprijs. Met een tweede
of derde hypotheek werden nieuwe keukens, badkamers, whirlpools, dakkapellen
en carports gefinanceerd.
Daardoor konden huiseigenaren meer uitgeven dan zij aan inkomen binnen kregen.
En ze konden daarboven zelfs nog geld opzij zetten op een spaarrekening.
Liquidatie woningvoorraad
Nederland liquideerde dus de woningvoorraad. We zetten papieren boekwinst om
in consumptie en liquide spaargeld.
Dat ging goed zolang de huizenprijzen stegen. En zelf daarna ook nog, want
starters kochten met geleend geld de huizen van ouderen zonder woningschuld,
of met in elk geval een veel kleinere hypotheek.
Dit hele spel was natuurlijk het gevolg van de gulle hypotheekrenteaftrek en
de financiële innovaties (spaar-, beleggings- en aflossingsvrijehypotheken)
die de banken uitdachten, zodat hun klanten zo veel mogelijk van die aftrek
konden profiteren.
Spel is voorbij
DNB doet in het artikel geen uitspraken over de toekomst. Maar je hoeft geen
helderziende te zijn om te weten dat het spel voorbij is. Huizenprijzen
stijgen niet meer, maar dalen. De hypotheekrenteaftrek wordt gesaneerd. En
banken zijn behoudende financiers geworden.
De komende jaren gaat de spaarquote ongetwijfeld weer omhoog, zonder dat onze
spaarpotten daar voller van worden. De paradox draait om.
Dat heeft grote gevolgen voor de economische groei. De afgelopen jaren zetten
Nederlanders boekwinst om in consumptie, waardoor de groei relatief hoog
uitviel. De komende jaren gaan we boekverliezen absorberen met extra
besparingen.
Geen wonder dat het verschil in groei voor en na de kredietcrisis (en het
knappen van de huizenbubbel) in Nederland relatief groot is. Door de
‘omgekeerde spaarparadox’ zal Nederland het de komende jaren moeilijker
hebben dan veel andere landen.
Groei valt terug
Tussen 1996 en 2008 bedroeg de gemiddelde groei 2,9 procent. Voor de periode
van 2009 tot 2017 verwacht het Internationale Monetaire Fonds (IMF) dat de
Nederlandse groei terugvalt naar gemiddeld 1,1 procent.
In Zuid-Europa daalt de groei nog veel meer. Maar in landen waar Nederland
zich graag aan spiegelt, zoals de Scandinavische en Noord-Amerikaanse
landen, is de omslag kleiner.
{"dataSourceUrl":"//docs.google.com/a/z24.nl/spreadsheet/tq?key=0AqIH_uffm1kadDZicXBaR0VQMWNOdkItZ1NId3N4akE&transpose=0&headers=1&range=A1%3AC13&gid=0&pub=1","options":{"titleTextStyle":{"bold":true,"color":"#000","fontSize":16},"vAxes":[{"useFormatFromData":true,"title":"","minValue":null,"viewWindowMode":null,"viewWindow":null,"maxValue":null},{"useFormatFromData":true}],"booleanRole":"certainty","title":"Gemiddelde jaargroei, voor en na kredietcrisis","animation":{"duration":0},"backgroundColor":{"fill":"#faf4ed"},"legend":"bottom","hAxis":{"titleTextStyle":{"bold":true,"color":"#434343","italic":false,"fontSize":12},"useFormatFromData":true,"title":"Op basis van cijfers en ramingen IMF","minValue":0,"viewWindowMode":"explicit","viewWindow":{"min":0,"max":0.045},"maxValue":0.045},"isStacked":false,"width":469,"height":289},"state":{},"view":{},"chartType":"BarChart","chartName":"Chart 1"}
Alleen in Finland is het verschil in gemiddelde groei voor en na 2008 groter
dan in Nederland. Maar dat komt vooral doordat de Finse economie in het
verleden zo hard groeide: gemiddeld met 4,1 procent.
De Duitse economie groeit tot 2017 naar verwachting zelfs iets (0,1 %-punt)
sneller dan voor de kredietcrisis. Maar in Duitsland was er dan ook geen
huizenzeepbel of gulle aftrekregeling voor hypotheekrente.
{"dataSourceUrl":"//docs.google.com/a/z24.nl/spreadsheet/tq?key=0AqIH_uffm1kadDZicXBaR0VQMWNOdkItZ1NId3N4akE&transpose=0&headers=1&range=A35%3AB47&gid=0&pub=1","options":{"titleTextStyle":{"bold":true,"color":"#000","fontSize":16},"vAxes":[{"useFormatFromData":true,"title":"","minValue":null,"viewWindowMode":null,"viewWindow":null,"maxValue":null},{"useFormatFromData":true}],"series":{"0":{"color":"#ff0000"}},"booleanRole":"certainty","title":"Gemiddelde groei hard omlaag na kredietcrisis","animation":{"duration":500},"backgroundColor":{"fill":"#faf4ed"},"legend":"bottom","hAxis":{"titleTextStyle":{"color":"#222","italic":false,"fontSize":12},"useFormatFromData":true,"title":"Op basis van cijfers en ramingen IMF","minValue":null,"viewWindow":{"min":null,"max":null},"maxValue":null},"isStacked":false,"width":469,"height":298},"state":{},"view":{},"chartType":"BarChart","chartName":"Chart 2"}
Lees ook:
Meer artikelen van Mathijs Bouman
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl